Na 59 jaar maak ik een altaar, of: een herinneringstafel voor mijn gestorven zus. Ik was vier-en-een-half en zij was negen. Alle jaren werd ik eind oktober somber. Depressie, onrust, angst: een zware gemoedsrust. Ik heb altijd gedacht dat het was omdat de zomer voorbij was, omdat het donker oprukte en ik graag buiten en vrij wilde zijn en dat dat in oktober niet meer kan. Maar een keer bij de huisarts, vanwege ergens knobbels of bobbels, zei ze: “Vorig jaar kwam je op precies dezelfde dag en het jaar ervoor ook bijna – steeds met eenzelfde soort zorg. Wat is er gebeurd in jouw leven eind oktober?”. Mijn dode zusje dus, en vanaf toen het besef van een zwart gapend gat in mijn ziel dat ik maar met moeite verdragen kon.
Je tuint erin, in de vanzelfsprekendheid van de dingen. Het is als met dromen. Als je net wakker bent denk je: logisch, die droom, niks bijzonders. Maar als je hem gaat opschrijven of vertellen zie pas hoe absurd de taferelen zijn, of hoe grappig of vreemd of logisch. Je geeft betekenis aan de details.
De vanzelfsprekende dingen van het leven herinner je je niet. Je herinnert je wat indrukwekkend was of vreemd, of dat waar je een sterke emotie bij had. Iemand herinnerde zich dat er iets bijzonders was gebeurd, en dat zijn moeder toen zei: “Dit moet je nooit vergeten”. Hij was alles vergeten, behalve dat zijn moeder dát had gezegd.
Dus toen ik stilstond bij mijn herinneringen aan mijn zus, zo in de buurt van dat altaartje, verschenen ze in mijn geest weer een voor een, er kwam niets nieuws bij, ze waren zo bekend. Ik herinner me de schrik, de angst, het plezier, de trots op mijn stoere zus, die ‘alles’ durfde. En ik voelde het oude verdriet weer door mij heen golven. En ineens viel me op dat al mijn herinneringen alleen door mijn zus en mijn moeder en mij bevolkt worden. Bij de kist herinner ik me ook tantes, veel tantes. Maar ik had ook 3 broers en een vader, waar waren die in mijn herinneringen? Zij kwamen pas tevoorschijn ná Marja’s dood, in mijn herinneringen ten minste. Het is niet wereldschokkend, dit besef van alleen vrouwvolk, maar toch: vreemd. Al die jaren wist ik wat mijn herinneringen waren, mijn vroegste waren allemaal met Marja, maar dít aspect eraan was me nog niet eerder opgevallen.
Van de miljarden gebeurtenissen in je leven herinner je je maar een fractie. Begin te vertellen en je herinnert je steeds meer, maar nog steeds: niet meer dan een fractie. Vroege herinneringen zijn als kleine stukjes film die je afspelen kunt in je geest. Ergens zijn ze opgeslagen en vertellen ze je van emoties die je lijf bewaard heeft, van mensen die belangrijk waren. Van mijn in steen gebeitelde herinneringen van 60 jaar geleden ontdek ik tóch weer een nieuwe kant.
Ik maakte mijn tafeltje om ruimte te maken voor de rouw die altijd nog in mijn ziel aanwezig is en mijn oktobermaanden versomberen. Zolang de rouw geen plek kreeg was ze een akelig zwart gat in mijn ziel. Hoe ouder ik word, des te groter de ruimte die ik maak voor mijn gestorven, stoere, grote zus Marja. En ik word beloond met een nieuw perspectief.